De invloed van Byzantium ( het tegenwoordige Istanbul) manifesteert zich tot op de dag van vandaag in de liturgische gebruiken. Johannes Chrysostomos, een van de grote patriarchen, vond dat de gelovigen meer luister aan God en de kerkelijke erediensten moesten schenken, dan aan het hof van de Oost-Romeinse keizer. Om die reden leeft het hofprotocol met de voorhang voor de troon voort in de iconostase van de Oosterse kerken en herinnert ook het bisschoppelijk gewaad aan de hofmode van omstreeks 500 na Christus.
Iconen, door geïnspireerde gelovigen geschilderd met voorstellingen doorgaans ontleend aan het Oude Testament, nemen in de liturgie en in de vroomheid van de gelovigen een belangrijke plaats in.
De liturgie die zo de nadruk legt op het goddelijke aspect van Christus, moet men zien door Oosterse ogen: namelijk. als een aardse afbeelding van de hemelse lofzang van de engelen.
Vele eeuwen werd in de eredienst slechts eenstemmig gezongen zonder enige instrumentale begeleiding. De gezangen vinden hun oorsprong in de Grieks-orthodoxe liturgie.
Doch duizend jaren hebben niet nagelaten een geheel eigen en oorspronkelijk karakter te geven aan de liederen uit Kiev en Novgorod. Pas in de zestiende eeuw ziet men de eerste gemengde koren optreden en, als gevolg daarvan, de meerstemmigheid. De geestelijkheid stond hier zeer argwanend tegenover. In de tijd van de "Gouden Eeuw", de barok, beleefde de Russische kerkmuziek onder westerse invloed een opvallende ontwikkeling.
De meerstemmige en rijk gearrangeerde composities werden regel in de eredienst, totdat in het begin van de negentiende eeuw de tsaristische censuur alle buitenlandse en profane elementen en invloeden verbood. De oude gezangen keerden terug en zij handhaafden zich tot heden.
De taal waarin gezongen wordt is het kerkslavisch, een dode taal, evenals bijvoorbeeld het kerklatijn.Het merendeel van het liturgische repertoire van het Twents Byzantijns Koor stamt uit deze tijd en werd getoonzet door componisten uit de school van Tsjaikovski.